Een fenomeen dat Jung intrigeerde, fascineerde en misschien zelfs achtervolgde en dat hij later (deels) in verband bracht met archetypen, was het plaatsvinden van curieuze toevalligheden.
Voor Jung waren de schijnbaar ongerelateerde gebeurtenissen met de tafel en het mes, toch op een zinvolle manier met elkaar verbonden. Als ander voorbeeld geeft Jung de behandeling van een jonge vrouw die op een kritiek moment een droom had waarin ze een gouden scarabee kreeg. Terwijl zij Jung deze droom vertelde, zat hij met zijn rug naar het gesloten raam. Plotseling hoorde hij een zacht tikkend geluid achter zich. Hij draaide zich om en zag een insect buiten tegen het raam tikken. Jung opende het raam en ving het insect terwijl het naar binnen vloog. Het bleek een rozenkever (Cetonia aurata) te zijn, die zeer nauw verwant is aan de scarabee en die in tegenstelling tot zijn gebruikelijke gewoonten, blijkbaar een drang had gevoeld om op dat specifieke moment een donkere kamer te betreden.
We kennen allemaal dit soort curieuze toevalligheden. Zo denk je bijvoorbeeld aan een vriend die je al jaren niet hebt gezien of gesproken. Eigenlijk heb je al die jaren nooit aan hem gedacht, en nu zit hij plotseling in je hoofd. Even later gaat de telefoon en het is je vriend. Jung vond het moeilijk te geloven dat dit soort ‘events’ slechts toevallige gebeurtenissen waren. Er moest meer aan de hand zijn. Toen bijvoorbeeld, zoals Jung aangeeft, Emanuel Swedenborg een ‘visioen’ had van een brand in Stockholm, was er tegelijkertijd een echte brand die daar woedde, zonder dat er een aantoonbaar of zelfs maar denkbaar verband bestond tussen Swedenborg’s visioen en de brand.
Emanuel Swedenborg (1688-1772) was een Zweedse wetenschapper, filosoof, theoloog en mysticus. Hij is de inspirator van het ‘Swedenborgianism’.²⁴⁹ Na een bezoek aan Engeland, kwam Swedenborg op zaterdag 19 juli 1759 aan in Goteborg. Hij en vijftien anderen waren, in een huis aan Canal Street, te gast bij William Castel, een vooraanstaand koopman. Rond een uur of zes verliet Swedenborg het gezelschap voor een tijdje en keerde bleek en zeer opgewonden terug. Gevraagd naar wat er gaande was, zei hij dat er net een gevaarlijke brand was uitgebroken in Stockholm en dat deze zich snel verspreidde. Hij was rusteloos en ging vaak de tuin in. Hij zei dat de woning van een vriend die hij noemde al in de as lag en dat zijn eigen huis in brand dreigde te vliegen. Om acht uur, nadat hij weer buiten was geweest, riep hij met opluchting uit: “Godzijdank! Het vuur is gedoofd, drie deuren van mijn huis!” Een aantal van de andere gasten, ook inwoners van Stockholm, waren ondertussen zeer verontrust geworden.
Maandagavond arriveerde er een boodschapper uit Stockholm, die door de Raad van Koophandel was gestuurd toen de brand nog woedde. In de brieven die hij meebracht werd het verloop van de brand precies zo beschreven als Swedenborg twee dagen eerder had geschetst. Op dinsdag kwam een koninklijke koerier aan bij het landhuis van de gouverneur met het droevige nieuws van de brand, dat berichtte van de grote schade en het enorme verlies dat was geleden. Dit tweede verslag van de brand verschilde, net als het eerste, in geen enkel opzicht van de beschrijving die Swedenborg ervan had gegeven op het moment dat de brand gaande was.