Soms vraag ik me af waarom ik me ooit heb ingelaten met het Heelal. Een reden is ongetwijfeld jeugdig enthousiasme. Zoals ik dat nu nog tegen kom als ik op een school vertel of met studenten een reis maak in Rusland. Heel verfrissend! Nog belangrijker was ongetwijfeld het juiste tijdsgewricht. Toen ik bijna vier was, begon de praktische ruimtevaart met de eerste operationele lancering van een V-2 vanuit Wassenaar. De ruimtevaart en mijn leven waren vanaf dat moment onafscheidelijk.
Ik keek intussen door een plastic scheepskijkertje van 75 cent naar de volle maan. Die was vanuit het opkamertje van onze boerderij - waar ik sliep - goed te zien. Over het kippenhok kijkend tekende ik toen ik tien was de Maan en schreef er een tekst bij op pakpapier, niet gehinderd door enige kennis. Het geheel plakte ik tot een “boek” van een pagina of vier. Gelukkig verscheen er vervolgens een degelijk verhaal over de Maan in het blad De Boerderij, dat wekelijks bij ons in de bus viel. Een jaar later verscheen een verhaal over de Zon. Dat was voorlopig mijn enige concrete informatie. Boeken hadden we niet in huis, behalve een paar over heiligenlevens. Mijn eerste sterrenkundeboek kreeg ik van mijn moeder toen ik een jaar of vijftien was: “Mensen, mythen en sterren” van Patrick Moore. Die Prisma pocket - à raison van één gulden vijfentwintig - kon ik al snel bijna dromen. Geweldig inspirerende schrijver! Ongelooflijk: later zou Moore de inleiding schrijven voor mijn boek “Soviets in Space” (1973).
Terugkijkend lijkt het allemaal niet meer toevallig. Het volgende sterrenboek dat ik kreeg heette “Hemel en Heelal”. Het origineel was geschreven door prof. dr. Oswald Thomas van het Zeiss Planetarium in Wenen en vertaald door dr. J.J. Raimond Jr. Raimond was directeur van het Zeiss Planetarium in Den Haag. Als jongeman van een jaar of zestien luisterde ik geboeid naar zijn sfeervolle verhalen onder de sterrenkoepel die omzoomd werd door een gefiguurzaagd zwart panorama van Den Haag. Niet wetende dat ik zelf ooit hoofd van een Zeiss Planetarium (van Artis) zou worden. Hoewel ik vragen genoeg had durfde ik Raimond niet aan te spreken. Schrijven was eenvoudiger. Hij stuurde me het adres van Professor Thomas. Intussen zat ik op de HBS, leerde Duits en begon een correspondentie met prof. Thomas die steeds uitvoerig antwoordde. Dat contact duurde tot mijn 22ste, toen ik op een dag mijn eigen brief terug kreeg met een treurig stempel op de enveloppe: Adressant verstorben.
In april 1958, enkele maanden na Spoetnik-1, stond mijn eerste verhaal in het Eindhovense dagblad “Oost Brabant”: Een kunstmaan draait zonder motor om de Aarde. Met een zelfgemaakte verklarende tekening. Mijn leven als ruimtevaartjournalist was begonnen, alleen wist ik dat nog niet!
Inhoudsopgave
Woord vooraf
01. De Maan vanuit de opkamer
02. Altijd weer die Russen!
03. Eerste kunstmaan, laatste maanman
04. Proefraketjes
05. De man achter “Operatie Ost”
06. Rustplaats op de maan
07. De man achter Laika
08. Op zoek naar Joeri Alekséjewitsj
09. Godspeed John Glenn!
10. Vóór alles wil je terug!
11. Mislukking is geen optie
12. Ingenieur in de ruimte
13. De meest veelzijdige kosmonaut
14. Primeur met grote risico’s
15. De prinses en de sterren
16. De lachende kosmonau
17. De oude rot en de rookie
18. Eerste Amerikaanse ruimtevrouw
19. Een groet van de “Enterprise”
20. Zonder gewicht: Wel even wennen!
21. Voor eeuwig naar oneindig
22. Moesa wil niet naar Mars
23. Kunstenaar van de kosmos
24. Vriend op de vluchtleiding
25. Space and Moore!
26. Modern sprookje in de Efteling
27. De man die van Mars droomde
28. Van DDR naar Euromir
29. Kosmische kunst
30. Moeder Aarde en moeders op aarde
31. Ruimtetoerist nummer één
32. Laatste man op de maan
33. Optimist tot het einde
34. Rond de maan
35. Maanlander testpiloten
36. Soms eventjes één met de kosmos
37. De oudste maanman
38. Neil deed gewoon zijn werk
39. Zeg nooit nooit
40. Bezoek uit de ruimte