Langzaam begin ik tot het besef te komen dat ik droomde. Met gesloten ogen blijf ik stilliggen. Ik durf mijn ogen nauwelijks te openen, bang voor wat ik aan zal treffen. Het voelde verdomd werkelijk. Zo echt, dat ik mij nog steeds afvraag of ik mij momenteel wel in mijn slaapkamer bevind, of toch op dat feestje. Ik lig in ieder geval, zoveel is zeker. Ik wil weten hoe laat het is. Het is pas 01.35u en het is muisstil. Niks anders dan anders. Geen spoor van het feestje waar ik een aantal minuten geleden nog was.
Nogmaals sluit ik mijn ogen en adem een paar keer diep in en uit. Mijn shirt kleeft aan mijn klamme rug. Dat gebeurt de laatste tijd wel vaker. De preovergang, volgens mijn vriendinnen. Die gedachte wuif ik hautain weg. Dan erbij, ik ben pas 48 jaar. In de bloei van mijn leven, en ik ben een laatbloeier, kun je nagaan. Toen Jackie net geboren was, was ik me helemaal niet bewust van mijn prachtige jeugdigheid. Anders dan Caro, zij was juist het toonbeeld van zelfbewustheid; mooi, sterk en onsterfelijk. Zo leek. De gedachten aan haar doen me glimlachen. Herinneringen komen bovendrijven en ik vraag me af waarom? En waarom ik haar zojuist, als enige, van alle mensen op het feestje zag? Wanneer de situatie goed tot me doordrongen is, sla ik het dekbed weg en loop de badkamer in, starend naar de realiteit in het spiegelbeeld. Mijn God, wat zie ik eruit. Ik strijk een lok uit mijn gezicht en bestudeer mijn huid van dichterbij; alsof ik de hele nacht heb doorgehaald. En lijkbleek, is mijn volgende waarneming, alsof ik zojuist een geest heb gezien. Wat basically ook waar is…
Mijn mooie en onsterfelijke vriendin, Caro, is er niet meer en ik kan het nog steeds niet bevatten. Van iedereen zou ik het geloven, maar Caro? Nooit. Althans, niet voordat ze de negentig aangetikt zou hebben. Ze geloofde het zelf ook niet. ‘Flikker op man, ik ga niet dood ofzo’, riep ze naar me alsof ze het onvermijdelijke een halt wilde toeroepen. Nogmaals bestudeer ik mijn spiegelbeeld en loop terug naar m’n bed. Nerveus scan ik de kamer. Niet dat ik iemand zie, maar in gedachten hoor ik Caro hard lachen. ‘Zweefteef,’ meen ik te horen. Zo noemden we die vrouwen met hun eeuwige gezever over spiritualiteit. Zowel Caro als ik waren ervan overtuigd dat het hierna ophoudt. Geniet van het leven, in het hiernu, was de leus.
Maar goed, terug naar het feestje…WTF. Ik draai me om en zie haar staan. Met haar gebruikelijke glas Chardonnay in haar hand, alsof er nooit iets gebeurd is. ‘Daar ben je!’ roep ik uit. Ik ben helemaal buiten zinnen. Ik sta te juichen voor haar, maar ze glimlacht slechts naar me. ‘Hoe is het?’ Vraag ik en tegelijk realiseer ik mij dat dat misschien een rare vraag is. Nogmaals zegt ze niks en neemt een slokje van haar wijn. Ik krijg niet echt contact met haar, dus besluit ik het groepje vrienden, die naast ons staan erbij te betrekken. ‘Kijk! Ze is niet dood, Caro is hier. Kijk dan!’ Probeer ik nog, maar niemand reageert. Verbijsterd kijk ik haar aan. ‘Doe dan iets,’ zeg ik wanhopig, bang dat het moment voorbijgaat, zonder dat iemand er aandacht aan besteedt. ‘Ze zien me niet, Juul,’ zegt ze tenslotte en kijkt me nog steeds met dezelfde grijns aan. ‘Alleen jij kan me zien…’
Nog steeds lig ik te draaien en bij elk denkbeeldig geluid, open ik direct mijn ogen. Ik ben nog steeds in shock van de droom. Het leek zo echt. Ik probeer met wat ademhalingsoefeningen mijn emoties in bedwang te krijgen. Het helpt. Mijn ademhaling wordt dieper en komt meer vanuit mijn buik. Dan ontstaat er een gevoel, wat ik maar al te goed ken. Woorden worden in mijn gevoel gelegd en breiden zich uit tot zinnen. Een verhaal laat zich heel even zien. De schrijver in mij veert op. Ik denk aan de afspraak van morgen. Het zou mooi zijn als ik Olivia in ieder geval een aanzet zou kunnen laten zien. Ik kom overeind. Rustig blijven liggen? Geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt. Om Jackie niet wakker te maken, sluip ik zachtjes de trap af. Ik maak een kop thee en ga in mijn kantoortje zitten – mijn schrijvershol, zoals ik het altijd noem. Voordat ik aan de slag ga, schuif ik eerst een aantal werkmappen, met lopende zaken, opzij. Als freelance journaliste voor de Linda, Libelle, Vrouw en het AD, kloppen er dagelijks ook dringende opdrachten op mijn deur. Deze hebben altijd voorrang op mijn boeken, want opdrachten als deze bieden tenslotte een vaste financiële basis. Jackie en ik kunnen ons prima redden, zonder financiële hulp van haar biologische vader. Toen Jackie nog geen twee jaar oud was, besloten Freek en ik uit elkaar te gaan. De koek was op, toen al. Hij kocht een appartement vlakbij ons in de buurt en Jackie en ik konden in ons huisje blijven wonen. Hoewel het een niet al te groot huis is, hebben we het van alle gemakken voorzien.
Freek heeft toen der tijd nog meegeholpen, zijn eens zo gekoesterde man-cave werkruimte, waar hij uren aan zijn motor zat te sleutelen, om te bouwen tot schrijvershuisje, later omgedoopt tot schrijvershol. Aan het huis verbonden met uitzicht op de hal en woonkamer, zodat ik tijdens het schrijven Jackie een beetje in de gaten kon houden. Ik kijk op mijn klokje. Het is kwart over twee. Ik lijk wel gek! Uit gewoonte draai ik mijn haren in een knot en open een nieuw bestand. Het scherm is akelig wit en leeg. Zo wit als mijn gezicht zojuist in de spiegel. Automatisch denk ik terug aan Caro en het feestje.
‘Alleen jij kan me zien,’ zei ze. Hoezo? Wat een onzin, trouwens. Ik zet mijn handen op het toetsenbord en begin met typen; Er hangt een vrolijke sfeer. Iedereen die voor het feest van Jens en Babette zijn uitgenodigd heeft enorm zijn best gedaan om zich aan het thema ‘white with a little sparkle’ te houden. Met een heerlijk glas wijn in mijn hand, hop ik van de ene vriendin naar de andere. Het is te lang geleden, dat ik iedereen gesproken heb. Ik vermaak me prima en wil me net omdraaien, als ik links van een aantal vrienden ineens Caro zie staan. Gekleed in het wit, met een witte, doorzichtige waas eromheen. Even valt alle besef van tijd en ruimte weg. ‘Caro? Ben jij dat?’ Ze glimlacht slechts. Caro?’ Ik wacht even op een vlaag van inspiratie. Niets. Mijn kop thee wordt langzaam koud. ‘Wat denk je, Caro, kan dit meer worden? Kunnen wij samen een manier vinden om onze twee werelden te verbinden? Is er tussen onze dimensies misschien een ruimte waar wij elkaar kunnen treffen?’ Vraag ik hardop. Er volgt een oorverdovende stilte. Ik probeer me de zinnen van daarnet te herinneren. Met mijn vingers boven het toetsenbord wacht ik af. ‘Nou, waar gaan we het over hebben?’ Denk ik hardop.
Fuck de thee. Ik besluit een glas wijn te halen. ‘Zou je dat nou wel doen?’ meen ik te horen. Ik sta stil en draai me om. ‘Tsss.’ Zeg ik opstandig tegen mezelf, maar stiekem ook tegen Caro. Helemaal senang voelt het niet en ik kijk nogmaals om me heen, om te checken of ik niemand zie. Vervolgens loop ik snel terug naar mijn schrijvershol. Ik neem een paar flinke slokken en zet het glas naast me neer, trek een lange sliert haar uit mijn knot en draai het om mijn vinger.
Mijn creativiteit en gekozen woorden zijn er meestal gewoon. Maar nu lukt het niet. Mijn vertrouwen is weg. Om moedeloos van te worden! Waarom is dit zo lastig? Ineens lijkt ons idee voor het volgende boek niet meer zo sterk. Wat jaag ik na? Ik begin aan alles te twijfelen. Wellicht is dood ook wel het einde van alles. In de war van mijn gedachten, sta ik op en doe het licht uit.
De volgende morgen, ga ik naar ‘Koos’, mijn favoriete schrijverscafé. Ik installeer mezelf aan een grote tafel, achter mijn laptop en bestel een cappuccino met een acai bowl. Geen idee wat het is, maar het belooft bergen energie en inspiratie. Terwijl ik de krant opensla, observeer ik de mensen, die druppelsgewijs binnenkomen voor een ontbijtje. Ik zet mijn lege kopje neer en bestel nogmaals een cappuccino. Uitstelgedrag. Mijn horloge vertelt me dat ik nog precies twee uur de tijd heb om met iets verdomd goeds te komen om aan Olivia te laten zien, anders gaat deze opdracht misschien aan mij voorbij. Ondanks dat we al jaren goede vriendinnen zijn, houden we onze samenwerking strikt zakelijk. Hierdoor halen we het optimale uit een verhaallijn en heb ik inmiddels twee literaire thrillers voor haar uitgeverij geschreven.
Ik sla de krant dicht en open het meest recente bestand op mijn laptop. Kijkend naar het geschreven stukje van vannacht, vraag ik me af wat ik dacht. Dat ik zomaar even een gesprekje met Caro zou kunnen voeren? Abrupt delete ik het stukje tekst en staar wederom naar een leeg scherm.